Melenhorst: stamboom, havezate en erve



Erve
1.1  JAN WILLEM ALBERTS (NIJBOER)
Op 31 mei 1785 vindt te Zwolle de openbare verkoping plaats van het erf Melenhorst, 'met ook eenig land (dat) in Emme(n) kennelijk is gelegen'. Met Emme(n) wordt bedoeld het gebied dat ten noorden de Hoonhorst begrenst.

Het erf met de daarbij behorende gebouwen en landerijen wordt verkocht voor vijfduizend en vijf gulden (f 5.005,-). Aanleiding voor deze verkoop is het overlijden op 20 april 1785 van Adriana Schaep. Deze freule heeft door vererving in 1778 het erf Melenhorst in bezit gekregen en is de laatste adellijke eigenaresse geweest.

De nieuwe eigenaren zijn Jan Willem Alberts (gehuwd met -zijn tweede vrouw- Gaaye Pieters Fakkert) voor de ene helft en Albert Jan (IIa.-4), met zijn minderjarige zuster Derkjen, voor de andere helft. Albert Jan en Derkjen zijn kinderen uit het eerste huwelijk van Jan Willem.

Zeven jaar later verkoopt Albert Jan (zijn zuster is dan inmiddels overleden) zijn deel van het eigendom aan zijn vader, die op schrift verklaart 'den 28. des afgewerkende maand maert 1792 te hebben overgenomen van zijn zoon Albert Jan Willems de halfscheije van het Erve den Melenhorst'. Daarmee wordt Jan Willem Alberts Nijboer (de naam betekent: nieuwe boer) de eigenaar van het gehele erf Melenhorst. Vanaf dat moment ook, gaat hij zich Melenhorst noemen.

Zijn zoon Albert Jan vertrekt naar Wijthmen waar hij samen met zijn vrouw Johanna Albertus Damman woont 'op 't Wijthmen alias Constapel' (lees: in Wijthmen op de boerderij Constapel). Het echtpaar krijgt, voorzover bekend, drie dochters en twee zonen.

1.1.1  De Bake
De boerderij die op het erf Melenhorst staat is in die tijd bekend onder de naam De Bake. Deze naam is afgeleid van het riddermatig geslacht De Baecke, dat daar in de zestiende eeuw havezate de Melenhorst bewoonde. De betekenis van het woord havezate uit die tijd is: een landelijk gelegen huis (buitenplaats) waarvan de bewoners bepaalde rechten genoten, gewoonlijk verband houdende met de ridderschap. Thans wordt deze term in relatie gebracht met een hofstede.

In de loop der eeuwen blijft de naam De Bake verbonden met deze plek, maar krijgt een meer geografische betekenis. Ook nu nog is De Bake ter plaatse bekend, weliswaar verbasterd tot Bakenboer. Deze naam treft men ook op de huidige plattegrond van Dalfsen aan.


1.2  JAN MELENHORST
In 1811 vindt er te Lenthe een volkstelling plaats waaruit blijkt dat De Bake bewoond wordt door elf personen: het gezin Melenhorst, twee knechten en een meid. Het volgende staatje is samengesteld uit de schriftelijk vastgelegde gegevens van deze volkstelling.

Nr. 74: Melenhorst

 familienaam   voornamen        leeftijd      geboren
1 Melenhorst           Jan (beroep: koopman) 35 -
2 Gerrits Hendrika 40 -
3 Melenhorst      Janna               11 4 dec. 1800
4 id. Gerrit 9 31 jan. 1802
5 id. Gerrit Wilm 7 18 nov. 1803
6 id. Jan Willem 5 3 nov. 1805
7 id. Janna (Jennigje) 4
8 id. Jan Derk 2 13 dec. 1809
9 Hendriks Bertus 23 -
10 Willems Mannus 17 -
11 Jans Zwaantje (meid) 22 -

Opvallend zijn enkele afwijkingen in de geboortedata in vergelijking met het doopregister. Gerrit Melenhorst (nr. 4.) blijkt uit bovenstaande gegevens op 31 januari 1802 geboren te zijn. Het doopregister (de burgerlijke stand bestond nog niet) geeft als geboortedatum 1 februari 1802. Eén dag later dus.

De geboortedatum van zijn broer Gerrit Wilm (nr. 5.) geeft een onderling verschil van zelfs twee dagen: 18 november 1803 met de volkstelling en 16 november 1803 in het doopregister. De overige data zijn overeenkomstig het doopboek.

1.2.2  Het eigendom

1.2.2.1  Het onroerend goed voor 1842
Voornoemde Jan Melenhorst is het die het bezit van zijn vader Jan Willem rond het jaar 1800 heeft overgenomen. De vraag die hierna beantwoord zal worden, betreft de omvang van het onroerend goed dat Jan in eigendom heeft en waar dit bezit in de gemeente Dalfsen is gelegen.

Om daar achter te komen zijn de kadastrale gegevens van Dalfsen geraadpleegd, welke in eerste opmaak zijn vervaardigd omstreeks 1820. Uit die gegevens blijkt dat het eigendom van Jan Melenhorst ruim 46 hectare omvat, verspreid over acht gebieden (buurschappen) binnen de gemeente.

In de volgende buurten (en kadastrale secties) liggen zijn eigendommen: De Korte Hooislage en Hooislage (sectie A: Broekhuizen), Hessem (sectie E: Hessem en Rechteren), Hennenbroekerhoek -lees Slennebroek- (sectie G: Lenthe), Emmer-Hooilanden, de Hoonhorst en Aalshorst (sectie H: Emmen en Millegen) en Middelblok (sectie K: de naam van het gebied is niet bekend).

- In sectie A liggen twee percelen hooiland met een gezamenlijke oppervlakte van 1.78.00 hectare. Beide percelen verkoopt Jan omstreeks 1835.

- In sectie E ligt een perceeltje eikehakhout van 20.40 are, dat zeker eerder is verkocht dan de percelen in sectie A.

- In de secties G en H liggen respectievelijk elf en twintig percelen van verschillende cultuur - voorbeelden hiervan zijn dennenbos, heide en weekhakhout. De secties zijn gelegen in de nabije omgeving van het erf Melenhorst. De gezamenlijke oppervlakte van de percelen bedraagt 43.09.10 hectare. Drie percelen in sectie H, met de nummers 489, 491 en 492 liggen in het gebied Emmer-Hooilanden, ten noorden van de Hoonhorst (zie afbeelding A op bladzijde 20). Dit is waarschijnlijk het voornoemde land, dat 'in Emme kennelijk is gelegen' en dat onderdeel uitmaakte van de verkoop van het erf Melenhorst in 1785. De drie percelen, met een totale oppervlakte van 3.29.30 hectare, verkoopt Jan Melenhorst op 19 oktober 1838 aan drie van zijn kinderen, te weten: Gerrit Jan, Jannigje en Jan Willem. Ieder koopt eenderde deel. De laatste koopt twee jaar later, op 21 oktober 1840, de grond van zijn broer en zuster voor het bedrag van f 300,- en wordt daarmee eigenaar van de drie percelen. Het overige bezit raakt in 1842 versplinterd. Hierop komen we later in het verhaal nog terug.

- In sectie K tenslotte ligt een perceel eikehakhout met een oppervlakte van 1.64.60 hectare. Dit perceel wordt in ieder geval voor 1842 verkocht.

Uit bovenstaande gegevens blijkt dat Jan Melenhorst omstreeks 1820 46.72.10 hectare grond bezit. In 1832, het jaar dat het Kadaster officieel in werking treedt, staat dit eigendom nog altijd op zijn naam. Het belastbaar inkomen op dit bezit (een belasting op ongebouwde en gebouwde eigendommen, enigszins te vergelijken met de huidige onroerend goedbelasting) bedraagt f 491,55 per jaar. In die tijd een kapitaal.

Nadien wordt het eigendom geleidelijk verkocht. De percelen gelegen in De (Korte) Hooislage, Hessem en Middelblok, die ver buiten zijn woongebied liggen, gaan het eerst van de hand. Begin 1842 is de oppervlakte tot circa 40 hectare teruggebracht.

Rond deze tijd vindt er in het gezin van Jan Melenhorst een aantal gebeurtenissen plaats, welke uiteindelijk grote gevolgen zullen hebben voor de omvang van het eigendom.

Op 15 november 1839 overlijdt zijn vrouw Hendrica van Hamelen en zijn thuis wonende dochter Jannigje trouwt ruim een jaar later, op 18 februari 1841, de landbouwer Hermannus Lamberts (Lammersboer). Het echtpaar blijft op de boerderij wonen, wat voor Jan Melenhorst aanleiding is het eigendom in gemeenschap onder te brengen.

Nog binnen het jaar krijgt het echtpaar Lamberts gezinsuitbreiding. Er wordt een dochter geboren, die Hendrika wordt genoemd. Korte tijd later, op 7 april 1842, overlijdt Jannigje. Haar weduwnaar Hermannus Lamberts en Jan Melenhorst besluiten nog in datzelfde jaar tot verkoop van het bezit. Daartoe richten zij op dinsdag 19 juli 1842 een verzoekschrift tot de arrondissementsrechtbank te Zwolle, waaraan onderstaande gegevens zijn ontleend.

De verdere levensloop van Hermannus Lamberts is voor ons verhaal niet van belang, omdat de familierelatie met Melenhorst is verbroken. Wij zullen derhalve zijn geschiedenis laten rusten.

'Edel Achtbare Heeren!

Geven met verschuldigden eerbied te kennen.
1. Hermannus Lamberts, landbouwer op de Hoonhorst gemeente Dalfsen.
2. Jan Meelenhorst, landbouwer op de Hoonhorst voornoemd.

Dat zij tezamen in onverdeelden eigendom bezitten met het minderjarige kind van den eersten requestrant en wijlen zijne vrouw Jannigje Meelenhorst, met name Hendrika Lamberts, waarvan hij als vader de wettige voogdijschap uitoefent en over welke minderjarige toeziend voogd is Gerrit Jan Meelenhorst, landbouwer op de Hoonhorst voornoemd:

Een boerenerve staande en gelegen op de Hoonhorst voornoemd bestaande in een huis met verderen getimmertens en onderhorige landerijen en heidegrond, kadaster sectie G no. 62 tot en met no. 72. Sectie H no. 561, 563 tot en met no. 573, no. 824 tot en met no. 828, tezamen groot veertig bunders, eene roede, tachtig ellen.

Dat tot deze goederen zijn geregtigd de eerste requestrant voor 1/4, de tweede requestrant voor 2/4 en de minderjarige voor 1/4.

Tengevolge waarvan uit den aard der zaak deze goederen voor geene verdeeling in natura vatbaar zijn zonder derzelver waarde aanzienlijk te verminderen, en aangezien de requestranten de onverdeeldheid wenschen te doen ophouden, dezelve in het openbaar zullen moeten worden verkocht.

Om alle welke redenen de requestranten eerbiedig verzoeken:
Dat het de regtbank gunstig moge behagen, op grond van artikel 692 wetboek van Burgerlijke Regtsvordering te willen bevelen, dat de opgemelde goederen in het openbaar zullen worden verkocht, ter uitvoering waarvan partijen het eens zijn omtrent den notaris den tijd en de plaats.'

Op woensdag 20 juli, een dag later dus, komt het antwoord op dit verzoekschrift.

'(...) Gehoord de conclusie van het Openbaar Ministerie, strekkende tot het toestaan van het gedaan verzoek.

Overwegende dat door de meerderjarige medegeregtigde op den openbaren verkoop wordt aangedrongen van het ten requerto gelibelleerde vastgoed hetwelk gemeenschappelijk door hen worde bezeten met het minderjarig kind ten requeste vermeld; weshalve het gedaan verzoek, hetwelk niet is voorgekomen tezijn in strijd met het belang van gemelde minderjarige behoort te worden toegestaan. (...)'.

Met deze toestemming van het Openbaar Ministerie komt de weg vrij het bezit te verkopen. Men laat er geen gras over groeien, want op dinsdag 2 augustus staat de verkoop in de Overijsselsche Courant al aangekondigd:

'Mr. I.A. van Roijen, notaris te Zwolle, zal op zaterdag den 13de augustus 1842, des voormiddags om elf uren in De Herberg De Mol te Wijthmen, doen inzetten en 14 dagen later aldaar publiek verkopen:

Een kapitaal Boerenerve genaamd De Melenhorst of van ouds het Baken, staande en gelegen op de Hoonhorst, gemeente Dalfsen en bewoond door Jan Melenhorst. Bestaande in een boerenhuis, schuur, hooiberg, twee varkensschotten benevens de daarbij behorende hooi-, weide- en bouwlanden, eikenakkermaals- en dennenbosschen alles aan en bij elkander gelegen, te zamen groot 40 bunders, 1 roede en 80 ellen (uit de optelling van de kadastrale gegevens moet dit 39.79.80 hectare zijn, A.W.v.dr.W.), Kadaster sectie G no. 62 tot en met 72, sectie H no. 561, 563 tot en met 573, no. 824 tot en met 828, alles in zoodanige perceelen als bij conditien zal worden bepaald en welke zullen worden uitgebakend en aangewezen.

De aanwijzing geschiedt door de bewoners van het Erve. Nadere informatie ten kantore van voornoemden notaris alwaar de conditien van verkoop in tijds ter lezing zullen liggen.'

1.2.2.2  Verkoop van het onroerend goed
In een twintigtal artikelen zijn de voorwaarden tot verkoop ondergebracht. De 28 (kadastrale) percelen -die ter veiling komen- zijn uitgebakend en verenigd tot een negental. Daarvan zijn voor ons verhaal het eerste en vierde perceel het meest interessant. Met het eerste perceel is de omvang van het onroerend goed dat bij de boerderij De Bake hoort (waar nu G. Diepman woont) omschreven. Het vierde perceel is van belang omdat daar nog altijd de familie Melenhorst woont.

Hieronder volgt een samenvatting, van de omschrijving der negen percelen, zoals opgenomen in de oorspronkelijke akte. Een aantal van de daarin genoemde kadastrale perceelsnummers, is op afbeelding A op bladzijde 20 weergegeven.

Eerste perceel:
Een huis, schuur, hooiberg, twee varkenschotten, bakhuis, hof en daarbij behorend bouw-, weide-, hooilanden en bosgronden genaamd De Kalverweide, Het Paardeland, De Derkskamp, De Schotkamp, Het Koeland en een deel van de Middelste-Weide. Bij elkaar ongeveer twaalf hectare groot.

Jan Fakkert, een meestertimmerman uit Wijthmen, wordt voor het bedrag van f 5000,- de nieuwe eigenaar van dit eerste perceel. Nadien blijkt hij deze aankoop te hebben gedaan voor de uit Veecaten -gemeente Zalk- afkomstige Johannes Bosch, die op De Bake gaat wonen.

Tweede perceel:
Wei- en bouwlanden genaamd Het Kampje, Agterste Kamp en een deel van de Middelste-Weide. Deze percelen liggen in het gebied Aalshorst. Voor het bedrag van f 1.205,- wordt de kandidaat-notaris Rijk Bloemendaal uit Zwolle de nieuwe eigenaar.

Derde perceel:
Een stuk weideland genaamd het Agterste Koeland, sectie H perceelsnummer 828, is evenals het tweede perceel gelegen in het gebied Aalshorst. Voor f 1.100,- wordt Jan Derk Melenhorst de nieuwe eigenaar.

Vierde perceel:
Een schuur en een kamp (een afgebakend stuk) bouwland, kadastraal geregistreerd sectie H, perceelsnummers 567, gedeeltelijk 566 en een deel van 563. Gezamenlijk ter grootte van 1.61.10 hectare.

Een van de verkopers, Jan Melenhorst, koopt dit vierde perceel terug voor f 1.250,-.

De genoemde schuur, die gedeeltelijk op perceelsnummer 566 staat, wordt korte tijd later afgebroken om plaats te maken voor een nieuw te bouwen woning. Op deze plaats staat de huidige boerderij van Gerard Melenhorst .

Vijfde perceel:
Een perceel weide, bouwland en hakhout, genaamd Wettermansland. Het betreft hier vier kadastrale percelen, met een oppervlakte van 7.43.10 hectare, ten zuiden van de Marswetering. Een deel van dit vijfde perceel, ter grootte van ongeveer veertig roe, is tiendbaar aan Gerrit Jan Damman. Dit wil zeggen dat Damman een tiende deel van de opbrengst van het gewas verschuldigd is aan de eigenaar Lambertus Kamphof te Hoonhorst. De laatste heeft het perceel voor f 1.700,- gekocht.

Zesde perceel:
Een perceel heide- en bosgrond, ook gelegen ten zuiden van de Marswetering. Hier betreft het zeven kadastrale percelen, variërend van 2.50 are tot 1.10.60 hectare. Deze woeste gronden gaan over in handen van de eerder genoemde Gerrit Jan Damman voor f 625,-.

Zevende en Achtste perceel:
Dit betreft twee percelen hooiland aan de westkant van de Tibbensteeg. Beide percelen vallen kadastraal in sectie H perceelsnummer 561. Ook deze percelen, ter gezamenlijke grootte van 2.18.80 hectare, zijn teruggekocht door Jan Melenhorst, voor het bedrag van f 1.300,-.

Negende perceel:
Een perceel hooiland, evenals het zevende en achtste perceel, deel uitmakend van perceelsnummer 561. Dit land (2.67.80 hectare) wordt gekocht door Hermannus Lamberts (weduwnaar van Jannigjen Melenhorst voor f 1.000,-. Het perceel krijgt nummer 941. In 1967 heeft dit perceel nog steeds hetzelfde nummer als het weer in de familie Melenhorst terugkomt. Het wordt dan gekocht door Gerard Melenhorst.

De totale opbrengst van deze verkoop is 13.180 gulden.

1.2.2.3  Het onroerend goed na 1842
Tijdens de noodgedwongen verkoop van het eigendom koopt Jan Melenhorst zelf tenslotte 3.79.90 hectare terug. Het belastbaar inkomen (later spreekt men van belastbare opbrengst) is daarmee per jaar teruggebracht van f 491,55 in 1832 naar f 54,80 in 1843.

Het onroerend goed dat Jan Melenhorst terugkoopt is (grotendeels) nog altijd in bezit van zijn nakomelingen. Daarmee is het zeker dat delen van de perceelsnummers 563 en 566, alsmede het gehele perceel 567, al ruim twee eeuwen in eigendom van de familie Melenhorst zijn.

Vanwege de onder perceel vier genoemde nieuwbouw is voor een periode van acht jaar een vrijstelling verleend van f 15,- belastbare opbrengst per jaar op de woning van Jan Melenhorst. Van het belastbare bedrag van f 15,- valt uit de Tarieflijst der grondbelasting op te maken dat de nieuwe woning in belastingklasse zeven is ingedeeld. In klasse één zijn de duurste huizen ondergebracht en in klasse tien de goedkoopste. Deze onderverdeling in klassen varieert, afhankelijk van de kwaliteit van de bebouwing (woning), van enkele honderden guldens voor een herenhuis tot enkele guldens voor een arbeidershuisje.

In dit verband mag aangenomen worden dat de woning niet groot geweest is, zeker niet groter dan de naastgelegen boerderij De Bake, want dit gebouw is in klasse zes ingedeeld voor f 21,- per jaar. In de volksmond sprak men ter onderscheiding dan ook van Grote en Kleine Bakenboer.

Op 5 december 1846 laat Jan Melenhorst bij notaris I.A. van Roijen zijn testament opmaken. Drie dagen later overlijdt hij.


1.3  GERRIT JAN MELENHORST
Op 6 mei 1843 huwt Gerrit Jan met de uit Ankum afkomstige Maria Christina Schotman. Zij is een buitenechtelijk geboren dochter van Gerritdina Schotman. Voor de huwelijksvoltrekking plaatsvindt ontvangt Gerrit Jan een aangetekende brief van het kantongerecht te Zwolle met de mededeling om op 21 april 1843 voor de kantonrechter te verschijnen. Daar moet hij komen verklaren waarom in het doopboek der rooms-katholieke gemeente van Dalfsen (Hoonhorst) staat, dat hij de zoon is van Jan Bake(n) en niet van Jan Melenhorst. Terzijde gestaan door vier getuigen verklaart Gerrit Jan er zeker van te zijn dat hij een zoon is van Jan Melenhorst. Curieus is in dit geval, dat twee van de getuigen die de verklaring mede dienen te ondertekenen jonger zijn dan Gerrit Jan.

Uiteindelijk hebben zij de kantonrechter weten te overtuigen, want er staat in de betreffende akte geschreven, dat 'abuisivelijk staat aangetekend dat hij is de zoon van Jan Baken in plaats van Jan Melenhorst, zoo als de wezenlijke en altoos genoemde naam zijn vaders is; en welk abuis waarschijnlijk is veroorzaakt, doordat hij comparant geboren is op de plaats den Bake genoemd'.

Ruim een half jaar na het overlijden van Jan Melenhorst -op 25 juni 1847- compareert zijn zoon Gerrit Jan voor de notaris en verklaart het legaat van zijn vader te aanvaarden. De nalatenschap van het onroerend goed bestaat uit een huis en hof, benevens daarbij gelegen bouwland, hooiland en hakhout, kadastraal sectie H nummers 567, 943, 944, 945 en 976; oppervlakte 2.44.00 hectare. (Perceelsnummer 976 is een gedeelte van het voorgaande perceelsnummer 942: 2.18.80 hectare waarvan 82.90 are in bezit blijft van de familie Melenhorst, de overige 1.35.90 hectare wordt verkocht aan de landbouwer Mannes Ramaker en mede-eigenaren. In 1938 komt ook dit perceel weer in de familie Melenhorst terug. Zie bij Jan Willem (VIa.).) Hiermee volgt Gerrit Jan Melenhorst zijn vader op als de nieuwe eigenaar. Enkele jaren later koopt hij vier percelen ten zuiden van de Marswetering (sectie G, nrs. 65 tot en met 68; oppervlakte 2.01.20 hectare), waarmee zijn bezit komt op 4.45.20 hectare.

Het huwelijk tussen Gerrit Jan en Maria Christina Schotman (zij wordt ook Maria Middelwijk genoemd) is geen lang leven beschoren. Binnen tien jaar, op 11 november 1852, overlijdt Gerrit Jan. Zijn weduwe hertrouwt op 23 januari 1854 met de landbouwer B.J. Koerhuis.

Op 25 oktober 1878 heeft de boedelscheiding plaats tussen Maria Schotman en de kinderen uit haar huwelijk met Gerrit Jan Melenhorst. De waarde van het onroerend goed wordt op dat moment geschat op f 3.600,- en de inboedel op f 600,. Maria Schotman (Middelwijk) krijgt het levenslange vruchtgebruik van de 'katerstede' (boerderij) voor de geschatte waarde van f 1.200,-. Haar zoon Jan Willem (Va.) wordt de (blote) eigenaar onder bezwaar van het vruchtgebruik van zijn moeder en de uitbetaling van ieders rechtmatige deel aan zijn overige twee broers en zijn zuster.


1.4  JAN WILLEM MELENHORST
Op 13 mei 1886 trouwt Jan Willem Melenhorst, zij het buiten huwelijksvoorwaarden, met de uit Dalmsholte afkomstige Hermina Herbrink. Uit dit huwelijk worden zeven kinderen geboren: twee dochters en vijf zonen. (Het zevende kind, eveneens Jan Willem genaamd (VIa.), trouwt later met de thans negentigjarige Gerritdina Noordman.)

Een zwarte dag in het gezin Melenhorst-Herbrink is 4 oktober 1900. Die dag overlijdt Jan Willem. Vier van de zeven -minderjarige- kinderen zijn dan nog in leven: Maria Gerritdina, Maria, Gerrit Jan en de eerder genoemde Jan Willem.

Op 15 juni 1901, van 's middags drie tot vijf uur, wordt de inboedel notarieel beschreven. Dit met het oog op de erfdeling die plaats zal vinden. Een overzicht van de in deze akte vastgelegde roerende en onroerende goederen is hierna opgenomen. De beschrijving geeft een indruk van het bezit rond het jaar 1900.

 '... en alsnu ter beschrijving overgaande wordt vermeld

 Actief
 Lichamelijk roerend goed, als:
- een koe geschat op een honderd tien gulden (f 110,-).
- een koe op honderd gulden (f 100,-).
- een koe op tachtig gulden (f 80,-).
- een pink op vijftig gulden (f 50,-).
- een kalf op twintig gulden (f 20,-).
- zestien varkens op honderd vijftig gulden (f 150,-).
- een partij hooi op twintig gulden (f 20,-).
- te veld staande rogge op vijftig gulden (f 50,-).
- tien kippen en een haan op tien gulden (f 10,-).
- een kast op vijf en twintig gulden (f 25,-).
- een klok, spiegel, schilderijen, glas en aardewerk op vijftien gulden (f 15,-).
- een ladetafel, een kist, twee tafels en twaalf stoelen op twaalf gulden (f 12,-).
- drie bedden met toebehoren op tachtig gulden (f 80,-).
- Mans en vrouwenkleeren op vijf en vijftig gulden (f 55,-).
- gouden en zilveren lijfsieraden op vijf en twintig gulden (f 25,-).
- ketels en haardstel op drie gulden (f 3,-).
- deelgereedschap op vijf gulden (f 5,-).
- een wagen op tien gulden (f 10,-).
- een ploeg op acht gulden (f 8,-).
- een eg, een kruiwagen en zeissen op tien gulden (f 10,-).
- melkgereedschap op vijftien gulden (f 15,-).
- een partij brandhout op vijftien gulden (f 15,-).
- eenige lakens en linnengoed op vijf en twintig gulden (f 25,-).

Totaal bedrag der gewaardeerde goederen acht honderd drie en negentig gulden (f 893,-).
contante gelden drie honderd vijftig gulden (f 350,-).
De begrafenis kosten van den erflater hebben bedragen honderd vijftig gulden (f 150,-) en zijn uit den boedel betaald.

Onroerende goederen
de kadastrale perceelen der gemeente Dalfsen bekend sectie H de nummers 567, 943, 944, 945, 976 en sectie G nummers 1105 en 1106, huis, schuur en kamer, bouw-, hooi-, gras- en weiland, eikenhakhout samen groot vier hectaren negen en dertig aren (4.39.00 hectare).

Passief
- Aan Antonie Franciscus Fakkert te Dalfsen vordering wegens geleend geld groot vijf honderd gulden (f 500,-).
- rente ad vier percent sedert een mei jongstleden voor memorie.
- Aan Hendrik Otten te Dalfsen wegens gekoekte rijzen vijf en twintig gulden (f 25,-).

Partijen verklaarden dat genoemde minderjarigen behalve hun aandeel in de vaderlijke nalatenschap geene goederen in afzonderlijken eigendom bezitten'.

Uit deze beschrijving blijkt, dat het onroerend goed in vijftig jaar niet is toegenomen. De grond (4.45.20 hectare) die Jan Willem van zijn vader Gerrit Jan (IVa.) erft, blijkt op dat moment zelfs met 6.20 are te zijn verminderd. Dit kleine stukje grond, dat Jan Willem in 1879 verkoopt, ligt ten zuiden van de Marswetering.

Bijna twintig jaar later, wanneer allen de volwassen leeftijd bereikt hebben, is het moment aangebroken om de scheiding en deling der goederen te bespreken. Op zaterdag 10 januari 1920 zit het gezelschap, bestaande uit Hermina Herbrink, Hendrikus Koenjer en zijn vrouw Maria Gerritdina Melenhorst, haar jongere zuster Maria en broers Gerrit Jan en Jan Willem, bij notaris J.G. Seidel te Dalfsen, om de scheiding notarieel vast te leggen.

De te verdelen goederen omvatten:

'Baten
Onroerend goed gelegen onder de gemeente Dalfsen, kadaster: sectie H nommers; 567, 1685, 945, 976; sectie G nommers: 1105 en 1106, te zamen groot vier hectaren negen en dertig aren (4.39.00 hectare), door partijen geschat op zeven duizend gulden (f 7.000,-).

Roerende, enzoovoort.
Daarna tot aan- en toebedeeling overgaande, verklaarden de comparanten, zoo voor zich als in kwaliteit, te zijn overeengekomen, dat zal worden toebedeeld:

Aan den comparant Jan Willem Melenhorst: De voormelde onroerende en roerende, lichamelijke goederen, (deze laatste worden in het extract niet genoemd, A.W.v.dr.W.), waarde elf duizend negenhonderd gulden (f 11.900,-)'.

Het extract van deze notariële akte vermeldt verder hoe de verkrijger, inzake de geldelijke aflossingen, de overige familieleden moet uitbetalen. Hiermee wordt Jan Willem Melenhorst, op 10 januari 1920, de nieuwe eigenaar van het erf met boerderij.

Wat buiten de scheiding blijft is 1.83.40 hectare hooiland, dat Hermina Herbrink op 15 april 1918 voor f 1.501,50 van Wilhelmus Damman senior kocht. Bij de verkoop is bepaald dat Damman over een deel van het verkochte het recht van uitweg, speciaal voor vee, zal hebben.

Eén dag voor de kerkelijke huwelijksinzegening in de r.-k. kerk te Hoonhorst plaatsvindt tussen Jan Willem Melenhorst en de uit Wijthmen afkomstige Gerritdina Noordman, koopt Jan Willem (op 10 mei 1926) het hierboven genoemde perceel van zijn moeder. Hij betaalt daarvoor f 1.500,-. De grond is dan gecultiveerd tot wei- en bouwland.


1.5  JAN WILLEM MELENHORST
De inwoners van de gemeenten Zwollerkerspel en Dalfsen zijn op zaterdag 17 april 1926, door middel van aanplakking aan beide gemeentehuizen, in kennis gesteld van het voorgenomen huwelijk tussen Jan Willem Melenhorst en Gerritdina Noordman, dochter van Lambertus Noordman en Maria Theodora Feijen. Op 29 april van dat jaar vindt te Zwollerkerspel voor de ambtenaar van de burgerlijke stand het burgerlijk huwelijk plaats. Een kleine twee weken later, op 11 mei, mag pastoor P.M. Simons het jonge bruidspaar in Hoonhorst kerkelijk inzegenen. De bruiloft wordt die dag gevierd in Wijthmen en 's avonds halen, als naar gewoonte in die tijd, twee buren, de heren G. Diepman en J. Eijkelkamp, het jonge paar naar Hoonhorst.

Binnen één jaar vindt er gezinsuitbreiding plaats: Hermina Maria, die later eerste verantwoordelijke (Overste) der Karmelitessen te Boxmeer zal worden, wordt geboren. Het echtpaar Melenhorst-Noordman krijgt uiteindelijk zeventien kinderen, waarvan er twee, Gerardus Joannes Jozef (Gerard) en Franciscus Augustinus Maria (Frans), op jonge leeftijd overlijden.

Op 10 maart 1938 koopt Jan Willem een perceel hooiland van de weduwe Wilhelmus Schuurman. Met perceel (sectie H nr. 975; 1.35.90 hectare) komt het totaal aan onroerend goed hiermee op 7.58.30 hectare. In datzelfde jaar wordt het elfde kind, Gerardus Johannes Maria (Gerard), de huidige eigenaar, geboren.

Bij akte van 26 mei 1965 richten Jan Willem Melenhorst, Gerritdina Noordman en hun zoon Gerard een vennootschap onder firma op. Zij draagt de naam Landbouwbedrijf J.W. Melenhorst en Zoon. Met het aangaan van de vennootschap stelt men zich 'het gezamenlijk en voor gemeenschappelijke rekening uitoefenen van het landbouw- en veeteeltbedrijf alsmede handel in landbouw-, vee en zuivelproducten, alles in de meest ruime zin' ten doel. De verplichtingen die de vennoten daarmee aangaan zijn zeer nauwkeurig omschreven: 'ieder der vennoten brengt in de vennootschap zijn arbeid, kennis en vlijt, alsmede zijn relaties in en is mitsdien verplicht zijn volle werkkracht en kennis aan de zaken der vennootschap te geven'.

Op 1 januari 1973 wordt de vennootschap ontbonden en is Gerard Melenhorst de eigenaar van het huidge erve.

© André Wolters van der Weij